Moedig trok de kleine arabier zijn hoofd in de lucht en rechtte zijn lichaam. Stromen rode vloeistof bikkelde over zijn lichaam en bloed droop van zijn lichaam op de grond. Hij móést en zóú hoger komen. Nee hij was niet zo'n dom opgevertje maar een doorzetter! Nogmaals probeerde de probeerde de leembruine hengst omhoog te springen. Ditmaal lukte het maar twee uitstekende rotspieken schaafde langs zijn lichaam en nog meer bloed suipelde uit nieuwe wonden. De hengst leek er geen last van te hebben en stak zijn koperbruine neusje in de lucht. Vele malen hadden paarden hem 'klein' of een 'misbaksel' genoemd, en ja hij was inderdaad klein. Maar toch was hij een volle arabier en hij was er trots op. Zijn smaragdgroene ogen fonkelden bij de gedachte. Even leek hij helemaal op te gaan in die gedachte doordat hij een opwíjze trap naar achteren gaf en een rotspiek achter hem verpulverde. Hij had ook zo'n pech gehad met zijn leven. Hoewel ze hem matige keren met mietje hadden toegesproken was de kleine arabier enorm moedig. En ook dit keer wilde hij de top van deze berg bereiken, maar het leek onmogelijk. Hij had de moeilijkste weg gekozen en was al enkele keren bijna geraakt door puntige, rollende stenen en had zich vaker pijn gedaan aan de rotspieken. Omdat de hengst stilstond was een bloedstorting onder zijn benen gevormd. Het was duidelijk te zien op het witte sneeuw en Uriant proefde de bittere smaak van het rode vloeistof in zijn mond. Hij beet op zijn lip en sprong hierna door op de volgende rots. Deze wankelde onder zijn gewicht en leek te breken. Méteen sprong hij door. Hoewel zijn leven hem niet lief was dacht hij nog niet aan zelfmoord. Dat was een teken was lafheid en hij moest nou júíst bewijzen dat hij niet laf was. Verbeten schudde hij zijn hoofd, bewoog met zijn korte benen naar voren en schoot weer een hoger rotsblok op. Ook deze wiebelde, en deze keer was de hengst te laat om nog op de volgende te springen. Met een klap viel hij terug. Belandde hij met zijn lichaam in het sneeuw maar stond deze keer niet op. De paarden hadden gelijk, hij was een loser, een sukkel , een watje. Een die het leven niet waard was. Met tegenzin hees hij zich weer op uit de lading sneeuw, en sneeuwvlokjes vielen zijn lichaam af. Hij zag er werkelijk niet uit met zijn wonden, maar het hengstje was nu nóg vastbeslotener boven te komen. Hij liep om het stuk heen wat doorgezakt was onder zijn gewicht en koos ditmaal zorgvuldiger een nieuwe rots uit. Hij koos een stevige die hem wel zou houden. Zonder twijfelen sprong hij erop. Want wat hij nog te verliezen? Een windvlaag liet zijn vacht van de kou trillen, en nogmaals sprong hij een blok hoger. En zo ging hij even door tot hij een steiler stuk bereikte waar ook ijs was gevormd op de steenblokken. Hij moest hier gaan uitkijken niet uit te glijden. Hij was ook zo dichtbij, nog slechts twéé blokken en hij was officieel geen loser meer. Uriant snoof, maakte zich klaar voor de sprong. De hengst voelde hoe hij zijn spieren aanspande. Een seconde later vloog hij door de lucht. Met al zijn benen belandde hij veilig op het rotsblok maar het isj was erg glad en hij had even moeite zijn lichaam onder controle te houden en niet te laten vallen. Nog één sprong, galmde er door zijn hoofd. En met die gedachte vloog hij voor het laatste maal door de lucht. Veilig... Meteen was zijn blik gericht op het uitzicht voor hem. Met een mondhoek omhoog gericht liep hij erheen. Vrolijk gooide hij zijn voorbenen in de lucht en steigerde speels. Zijn blik uitdagend...
[& Voor Kaat of Mara of beide]
[& Voor Kaat of Mara of beide]