Woest kolkte het water tussen zijn oevers. Wit schuim sierde het wateroppervlak. Dit was nog niks vergeleken bij de rivier in de herfst. Dan kon je zelfs bijna niet meer oversteken. Nu was dit niet het geval. Een dik pak wolken zweefden in de lucht boven en aan de zijkanten van de rivier. Het maakte het geheel van de rivier compleet, het maakte hem zoals de meeste hem kenden, zoals de meeste hem gewend waren. Ook zorgde de mist ervoor dat details minder goed te zien waren. Je kon nét de grond nog onderscheiden tussen het witgrijze brouwsel. Maar de mist belemmerde wel het zicht op de plantjes die langs de waterkant groeide van het water dat soms over de randen heen liep. Hier en daar waren in de mist lichtere plekken te zien waar de zon door de mistbank probeerde te trekken. Onvermoeibaar woei de nog zachtjes door de bladeren en plantjes. Soms brak een zonnestraal door het bladerdak en verwarmde het aardoppervlak.
Haastig trok een zwarte, pure merrie haar benen van de grond los. De souplesse van haar passen was ronduit geweldig, perfect. Iedere spier, iedere kreukel zat op de juiste plek op haar lichaam gebonden. 4 Lange, ranke voerde gemakkelijk, lenig & vlot haar lichaam mee naar de plekken waar zij naartoe wilde. Ditmaal wilde ze de wilde rivier oversteken, ze moest wilde ze naar een ander gebied trekken. Lippen krulde vastberaden in een ijzige greins. Iedere detail van haar goed gevormde hoofd was perfect uitgewerkt. Deze ongenaakbare merrie wist zeker dat ze deze rivier met gemak zou kunnen oversteken, maar ze voelde er niet echt veel voor om verschrikkelijk natte en vieze benen te krijgen. Een zucht verliet het keelgat van de fries toen ze haar eerste been het water in zette. Ijskoud water spatte aan weerszijde van het been omhoog. Toch nam de merrie hier geen notitie van, ze zou zich door het water niet laten wegjagen. Veerkrachtig gooide ze haar lichaam de lucht in. Ookal was de rivier niet al te diep , stroomde deze wel erg snel en toch wist ze zich nog verekt goed overeind te houden. Zelfs voor een merrie die net een veulen geworpen had. Door de mistbank kon ze niet al te veel onderscheiden; haar ogen moesten ook nog even wennen aan het witte vloeisel om haar heen. Nog enkele stappen en ze had probleemloos de overkant bereikt. 4, 3 , 2 , 1 telde ze langzaam af. Toen stond de friese merrie op de kant. Gevoelige oortjes stonden iets wat op omhoog uit haar manenbos zodat ze nogsteeds geluiden goed kon opvangen. Maargoed ook wat een paar seconden later hoorden ze het knarsen van takken. Nog een wonder dat ze dit kon horen met de krachtige rivier naast haar. Flexibel draaide ze zich om naar het geluid. Moeiteloos en ongedwongen bewoog ze zich richting de plaats waar het geluid vandaan kwam. Door begroeide bomen en struiken kon ze een schim ontdekken. Een greins golfde over haar gelaat. `Wie is daar ?!´ moest ze roepen om boven het geluid van de rivier uit komen. Ze besloot maar af te wachten wat er ging gebeuren. Toch was het vlezige bundel in haar lichaam, de spieren, aangespannen.
Haastig trok een zwarte, pure merrie haar benen van de grond los. De souplesse van haar passen was ronduit geweldig, perfect. Iedere spier, iedere kreukel zat op de juiste plek op haar lichaam gebonden. 4 Lange, ranke voerde gemakkelijk, lenig & vlot haar lichaam mee naar de plekken waar zij naartoe wilde. Ditmaal wilde ze de wilde rivier oversteken, ze moest wilde ze naar een ander gebied trekken. Lippen krulde vastberaden in een ijzige greins. Iedere detail van haar goed gevormde hoofd was perfect uitgewerkt. Deze ongenaakbare merrie wist zeker dat ze deze rivier met gemak zou kunnen oversteken, maar ze voelde er niet echt veel voor om verschrikkelijk natte en vieze benen te krijgen. Een zucht verliet het keelgat van de fries toen ze haar eerste been het water in zette. Ijskoud water spatte aan weerszijde van het been omhoog. Toch nam de merrie hier geen notitie van, ze zou zich door het water niet laten wegjagen. Veerkrachtig gooide ze haar lichaam de lucht in. Ookal was de rivier niet al te diep , stroomde deze wel erg snel en toch wist ze zich nog verekt goed overeind te houden. Zelfs voor een merrie die net een veulen geworpen had. Door de mistbank kon ze niet al te veel onderscheiden; haar ogen moesten ook nog even wennen aan het witte vloeisel om haar heen. Nog enkele stappen en ze had probleemloos de overkant bereikt. 4, 3 , 2 , 1 telde ze langzaam af. Toen stond de friese merrie op de kant. Gevoelige oortjes stonden iets wat op omhoog uit haar manenbos zodat ze nogsteeds geluiden goed kon opvangen. Maargoed ook wat een paar seconden later hoorden ze het knarsen van takken. Nog een wonder dat ze dit kon horen met de krachtige rivier naast haar. Flexibel draaide ze zich om naar het geluid. Moeiteloos en ongedwongen bewoog ze zich richting de plaats waar het geluid vandaan kwam. Door begroeide bomen en struiken kon ze een schim ontdekken. Een greins golfde over haar gelaat. `Wie is daar ?!´ moest ze roepen om boven het geluid van de rivier uit komen. Ze besloot maar af te wachten wat er ging gebeuren. Toch was het vlezige bundel in haar lichaam, de spieren, aangespannen.